Ruth 2

Ruth 2: Ruth krijgt hulp van Boaz

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 394-395)

Op een dag zei Ruth tegen Noömi: ‘De boeren zijn koren aan het maaien. Ik wil graag naar het land gaan, en koren oprapen dat na het maaien is blijven liggen. Ik ga alleen maar koren oprapen bij een boer die dat goedvindt.’ Noömi zei: ‘Dat is goed, kind, doe dat maar.’
Ruth ging dus naar het land. Toevallig kwam ze op het land van een man die familie was van Noömi en Elimelech. Die man heette Boaz. Hij was rijk en belangrijk.

Na een poosje kwam Boaz zelf vanuit Betlehem naar het land. Hij groette de knechten die aan het maaien waren, en zij groetten terug.
Toen vroeg Boaz aan de knecht die de leiding had: ‘Wie is die jonge vrouw daar?’ ‘Dat is een buitenlandse vrouw,’ zei de knecht. ‘Ze is met Noömi meegekomen uit Moab. Ze verzamelt koren dat na het maaien blijft liggen. Ze heeft gevraagd of dat mocht. Vanmorgen vroeg was ze hier al, en ze is de hele dag bezig. Ze is maar heel even gaan zitten.’

Boaz ging naar Ruth toe. ‘Luister eens,’ zei hij. ‘Je moet niet naar een andere boer gaan. Blijf hier op het land bij de vrouwen die voor mij werken. Loop maar achter hen aan. Ik zal tegen mijn knechten zeggen dat ze je met rust moeten laten. Let jij maar op het koren dat op de grond gevallen is, en blijf dicht bij de andere vrouwen. En als je dorst hebt, kun je water halen bij de knechten.’
Ruth maakte een diepe buiging en zei: ‘Waarom bent u zo vriendelijk voor mij? Waarom zorgt u zo goed voor me? U kent me helemaal niet.’ Boaz zei: ‘Ik heb veel over je gehoord. Ik weet hoe goed je voor Noömi geweest bent na de dood van je man. Je hebt je vader en je moeder en je geboorteland verlaten. En je bent met Noömi meegegaan naar mensen die je helemaal niet kende. De God van Israël zal je daarvoor belonen. Bij hem heb je hulp gezocht, en hij zal je beschermen.’
Ruth zei: ‘Dank u wel. Ik werk niet eens voor u, en toch bent u zo vriendelijk voor me. Nu hoef ik me geen zorgen meer te maken.’

Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen Ruth: ‘Kom maar hier, en eet wat brood en drink wat wijn.’ Ruth ging bij de knechten en de vrouwen zitten. Boaz gaf haar brood. Ruth at tot ze genoeg had, en ze hield zelfs nog wat over.
Na het eten ging Ruth weer aan het werk. Boaz zei tegen de knechten: ‘Laat haar overal koren verzamelen, zeg er niets van. Jullie moeten juist wat extra koren voor haar laten liggen.’
Ruth werkte door tot de avond. Toen schudde ze de graankorrels uit het koren dat ze opgeraapt had. Het was wel 30 kilo. Ze nam het allemaal mee terug naar de stad.

Ruth liet aan Noömi het graan zien dat ze verzameld had. En ze gaf ook het brood dat ze overhad van het eten op het land. ‘Waar ben je vandaag geweest?’ riep Noömi. ‘Bij wie heb je gewerkt? God zal de man gelukkig maken die zo goed voor je geweest is!’ Ruth vertelde bij wie ze geweest was: ‘De man bij wie ik vandaag gewerkt heb, heet Boaz.’
Toen zei Noömi: ‘De Heer zal Boaz zeker geluk geven! Want Boaz heeft gedaan wat hij moest doen. Voor jou en voor mij, maar ook voor onze gestorven mannen. Hij is familie van ons. Volgens de wet moet hij voor ons zorgen, nu onze mannen gestorven zijn.’
Ruth zei: ‘Boaz heeft nog iets gezegd. Ik mag op zijn land blijven werken tot al het koren gemaaid is.’ ‘Dat is fijn,’ zei Noömi. ‘Want op het land van iemand anders zou je misschien slecht behandeld worden.’
Ruth bleef koren verzamelen op het land van Boaz tot al het koren gemaaid was. Al die tijd woonde ze bij Noömi.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Het is het begin van de gersteoogst. Ruth zegt tegen Noömi:
- Noömi, ik wil naar het land gaan om aren te verzamelen.
- Doe dat, Ruth,
Ruth gaat. Toevallig komt ze op de akker van Boaz.
- Weten jullie van wie die jonge vrouw is? vraagt hij aan de maaiers.
- Ze is uit Moab met Noömi meegekomen.
Zij vroeg of zij aren mocht verzamelen op het land.
Sinds vanmorgen is zij aan een stuk door bezig.
Ze heeft amper gerust.
- Luister, zegt Boaz tegen Ruth, je moet niet nog elders gaan.
Blijf gerust op deze akker
en sluit je aan bij de vrouwen die hier werken.
Als je dorst krijgt, drink dan van het water dat de knechten geput hebben.
- Waarom bent u zo goed voor mij? Ik ben maar een vreemdelinge.
- Ik heb gehoord wat je na de dood van je man
allemaal voor je schoonmoeder hebt gedaan.
Je hebt je geboorteland verlaten om naar een volk te gaan
dat onbekend voor je was. Ik hoop dat God je daar rijkelijk voor beloont.
- U bent heel goed voor mij, mijnheer.
Wanneer het tijd is om te eten, zegt Boaz:
- Ruth, kom maar samen met ons eten en je brood dopen in azijn.
Ruth gaat bij de maaiers zitten. Boaz geeft haar gepoft graan.
Zij eet tot ze geen honger meer heeft en houdt nog over.
Wanneer zij opstaat om verder aren te verzamelen,
zegt Boaz aan zijn knechten:
- Laat opzettelijk wat aren uit de schoven vallen.
Ruth blijft op het land tot het avond is.
Wanneer zij alle gerstekorrels bijeen doet,
heeft ze een zak van bijna 10kg
Daar gaat ze mee naar Noömi, haar schoonmoeder,
en toont hoeveel ze verzameld heeft.
Daarna geeft ze haar ook het overschot van de maaltijd.
- Ruth, waar heb jij vandaag aren verzameld? Wie was zo vriendelijk voor jou?
- Ik heb gewerkt bij Boaz.
- Die man is nog familie van ons.



Stilstaan bij ...

Aren lezen / aren verzamelen
De tora bepaalt dat de tarwe-aren die de maaiers laten liggen, bestemd zijn voor vreemdelingen, weduwen en wezen. In die tijd was dit is een vorm van sociale voorziening.
'Wanneer ge uw oogst van het land haalt,
moogt ge uw akker niet tot de rand afmaaien
en wat is blijven liggen moogt ge niet bijeenrapen.
Dat is bestemd voor de armen en de vreemdelingen.
Ik ben JHWH uw God.'

(Leviticus 23, 22)

Boaz
(= 'Op wie je kunt bouwen’, 'in hem is kracht')
Man uit Betlehem, die familie is van Noömi en Elimelek, haar man.

Van wie is die jonge vrouw?
Deze vraag moet men lezen tegen de achtergrond van een patriarchale maatschappij. De identiteit van een vrouw werd bepaald door de man bij wie ze hoort (B.v. vader, echtgenoot, meester...)
Ruth is een buitenbeentje: ze hoort bij Noömi, een vrouw, op grond van een vrijwillige keuze.
Merk op: Doordat de maaiers in positieve zin spreken over Ruth, ziet Boaz haar niet als een vreemdelinge, maar als iemand die voor Noömi zorgt en zich tot het volk van Israël rekent.

Azijn
Goedkope bittere wijn voor dagelijks gebruik.

Graan
Men kon graan malen om er brood van te bakken, maar het kon ook gepoft worden.

Schoof
Samengebonden gemaaide graanhalmen.

Efa
Dit was een grote bak waar ongeveer 22 liter in ging, of ongeveer 10 kg gerst.

Iemand met familieverplichtingen
Hiermee wordt het naaste familielid bedoeld uit de eigen clan, dat verplicht werd om de eer en het bezit van de clan veilig te stellen. Bijvoorbeeld: als een bloedverwant noodgedwongen een stuk grond moet verkopen, dan moet zo iemand dat stuk kopen of als iemand zoveel schulden heeft dat hij zich als slaaf moet verkopen, is hij verplicht zijn verwant vrij te kopen.

Aansluiten bij de knechten
Ruth krijgt voorrang bij het lezen van de aren.

Tarweoogst
Deze oogst valt in de periode waarin het joodse pinksterfeest gevierd wordt.






Bij de tekst

Landbouw

Ounsou Tomb, Preparing Ground, 1450 BC, Bibleplaces

Schilderwerk uit het graf van Unsu in Thebe. (1450 voor Christus)
(Foto: bibleplaces)


De onderste strook toont mannen die grond bewerken en klaarmaken om te zaaien.
In de middelste strook oogsten mannen het graan oogsten met sikkels. Achter hen halen vrouwen de gevallen graankorrels op.
In de bovenste strook dragen mannen manden vol graan naar de dorsvloer.





Suggesties

EXTRA

Klik hier voor mogelijke inspiratie.